zondag 18 januari 2009

Uitdunnen is goed voor de ontwikkeling van een rijp en gevarieerd bos


Dunnen is zowat de belangrijkste beheermaatregel die je als bosbeheerder ter beschikking
hebt om de bosontwikkeling te sturen. Bij een dunning worden een aantal bomen gekapt
of geveld en deze houtoogst levert meestal wat centen op. De overblijvende bomen krijgen
daardoor meer groeiruimte, waardoor de economische kwaliteit en de stabiliteit van je
bos verbetert. Dunnen laat je ook toe om te sturen in de menging van je bos. Bovendien
brengt een dunning ook licht op de bodem. Hiermee ontstaat ruimte voor verjonging, voor
kruiden en struiken, en voor de op licht en warmte gestelde diersoorten.
Van laagdunning naar hoogdunning…
Laagdunning: je kapt de slechte en kwijnende bomen. Deze ingreep zal echter niet veel veranderen aan de verdere ontwikkeling van je bos, het is niet meer dan je bos ‘opschonen’.
Hoogdunning: je zorgt voor meer kroonruimte voor de allerbeste bomen in je bos, door het kappen van de directe concurrenten van deze bomen.
Selecteer hier en daar ook bomen met holtes en lage takken of houd een zeldzame boomsoort in menging! Deze bomen kunnen wel een belangrijke esthetische, cultuurhistorische of ecologische waarde hebben. Ook lichtboomsoorten kunnen in menging met schaduwboomsoorten gehouden worden door ze voldoende ruimte te geven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten